Over het ree
Voor nog meer informatie:
Het Ree (Capreolus capreolus)
Ree in de sneeuw
Algemeen
Gemeenschappelijke kenmerken van herten zijn dat de mannetjesdieren
(behalve rendieren) een gewei dragen dat jaarlijks wordt afgeworpen en
opnieuw en soms groter aangroeit. Ook zijn het herkauwers. De familie van de
holhoornigen, zoals moeflon en runderen, vallen ook onder de orde van
Evenhoevigen. Zij dragen geen gewei maar hoorns, blijvende uitsteeksels
aan de kop van beide geslachten van dieren.
Een mannetjesree heet bok, een vrouwtje geit, een jong een reekalf en een groep een sprong.
Het ree is het enige hoefdier met kiemrust. Dit wil zeggen dat de
ongeboren vrucht zich pas later ontwikkeld waardoor de draagtijd
verlengd is.
Status
Rode Lijst Zoogdieren (1996): thans niet bedreigd
Rode Lijst Nederlandse zoogdieren (1994): thans niet bedreigd
Flora- en faunawet (2004): tabel 1
Habitatrichtlijn (1992): niet opgenomen
Conventie van Bern (1982): soort van appendix III
Uiterlijk
Het ree heeft een zandgele tot roodbruine vacht in de zomer die in de
herfst langer wordt en verkleurt tot grijsbruin. Af en toe komen er zwarte of witte exemplaren voor. De keel is lichter van kleur en het
achterwerk is witgeel wat in de winter het duidelijkst zichtbaar is.
Deze vlek wordt spiegel genoemd en door het ontbreken van een staart bij
reeën is deze zeer opvallend. Kalveren hebben donkere en lichte vlekken
op hun vacht. De neus is zwart en de kin wit. Reeën hebben grote
donkere ogen en grote oren. De poten zijn slank.
Een volwassen mannetje heeft een gewei, met drie tot zes vertakkingen.
Het gewei is maximaal 25 centimeter lang, groeit in de winter en de
basthuid wordt afgeschuurd tussen maart en juni. Tussen oktober en
januari wordt het gewei afgeworpen. Aan de basis van het gewei zitten
een aantal zweet- en talgklieren die een geurstof afscheiden. Hiermee
bakent de reebok in de voortplantingstijd zijn territorium af.
Reegeit en reebok
Afmetingen
lengte kop-romp: 95 tot 140 cm
gewicht: 16 tot 35 kg
schofthoogte: 60-90 cm
gewei: tot 25 cm
Mannetjes zijn iets groter dan de vrouwtjes. Het ree is wat grootte betreft te vergelijken met een grote herdershond.
Geluid
Het ree kan klagelijk schreeuwen of schor piepen. Tijdens de bronst
maakt een ree korte hese blafjes. Een geit maakt klagelijke kreten in de
paartijd en wanneer ze haar kalf roept. Jonge kalveren op zoek naar hun
moeder maken een vergelijkbaar geluid.
Leefgebied en verspreiding
Het ree komt voor in bijna geheel Europa, met uitzondering van Ierland,
delen van Engeland, Portugal en Griekenland, Noord-Scandinavië en
IJsland. Ook komt het voor in Noord-Turkije en de Kaukasus. Het komt
voor van zeeniveau tot boven de boomgrens. Het ree is in Europa de meest
voorkomende hertensoort en hij neemt nog steeds in verspreiding toe.
In Nederland komt het ree vrijwel overal voor, in het westen iets minder
dan in het oosten. Op Ameland en Terschelling is het ree geïntroduceerd.
In de Tweede Wereldoorlog was de stand drastisch afgenomen, maar deze
is inmiddels weer hersteld.
Het ree leeft in bosachtige streken met open plekken en aangrenzende
velden, maar ook in heidevelden, rietvelden, duinen en
akkerbouwgebieden. Het ree is een cultuurvolger en past zich gemakkelijk
aan cultuurlandschap aan. Voorwaarde is dat er voldoende voedsel,
dekking en rust aanwezig is. Het heeft een voorkeur voor het
overgangsgebied van loofbos naar open terrein, om er dekking te zoeken,
te rusten en te herkauwen.
Leefwijze en voedsel
Reeën leven in de winter en het voorjaar in groepjes, ook wel sprongen genoemd. De rest
van het jaar leven ze min of meer solitair. Ze rusten
en herkauwen overdag in de dekking. Ze zoeken voedsel in een aantal
activiteitsperioden verspreid over de dag maar vooral in de schemer.
Reeën zijn gewoontedieren: ze gebruiken steeds dezelfde routes door het
bos, de zogenaamde 'wissels'. Een ree kan goed zwemmen en hard lopen.
Een verontruste ree stampt met de voorpoot. Een reegeit verdedigt haar
jong door met haar hoeven te trappelen. Bij gevaar waaieren de haren van
de spiegel uit, waardoor deze op een poederdons lijkt. Bij verstoring
gaat een ree er met sierlijke sprongen vandoor, waarbij hij met gemak
een hek neemt (soms wel 15 meter ver).
Reeën zijn herkauwers en eten kruiden, grassen, scheuten, bladeren en
knoppen van bomen en struiken. Maar ook bessen, landbouwgewassen,
twijgen, eikels, beukennootjes en paddenstoelen. In de zomer eten ze
veel jonge blaadjes. De ree eet enkel de meest voedzame delen van een
plant. Zijn kleine pens kan slechts kleine hoeveelheden verwerken en is
dus aangewezen op licht verteerbaar en energierijk voedsel.
Wanneer reeën eten, blijven vooral de oudere dieren alert op gevaar. Na
elke paar happen, kijkt een van hen met een ruk op om lucht te snuiven
en de omgeving af te zoeken.
Territorium en verblijfplaats
Zowel bokken als geiten hebben het grootste deel van het jaar een
territorium waarbinnen ze het jaarrond blijven. Meestal overlapt het
territorium van een bok dat van een of meerdere geiten. Een
bok duldt geen rivaal in zijn gebied. Het territorium van een
volwassen reebok bedraagt 5 tot 30 ha afhankelijk van voedselaanbod en
leefomgeving. Aan de hand van geuren uit geurklieren bakent de bok
zijn territorium af, meestal op bomen.
Reegeiten hebben ook een territorium dat ze niet verdedigen en dat vaak
dat van andere geiten en/of bokken overlapt. In de winter leven ze in
gemende groepjes bijeen, tot wel dertig dieren. Er geldt een duidelijke
hiërarchie tussen de bokken. In het voorjaar vallen de sprongen uiteen
en bakenen de reeën weer een territorium af.
Voortplanting en leeftijd
De paartijd, ook wel bronsttijd genoemd, valt in juli en augustus. Voor
de paring snuffelt een bok aan de geit en rent in rondjes achter haar
aan. Eind december, na een verlengde draagtijd, komt het embryo tot
ontwikkeling. Vrouwtjes die in de zomer niet drachtig zijn geraakt,
worden in oktober een tweede keer bronstig. Deze dieren hebben geen
verlengde draagtijd (kiemrust). Eind mei, begin juni, worden de kalveren
geboren.
Een reegeit krijgt meestal een tweeling, maar ook eenlingen en
drielingen komen voor. Het kalf heeft tot het zes maanden oud is witte
vlekken op zijn vacht. Het kalf ligt op een verdekte plaats op de grond.
Jonge kalveren worden zo'n zes tot tien keer per dag gezoogd voor
enkele minuten, oudere kalveren twee tot drie keer per dag. De rest van
de tijd zijn de kalveren alleen. Tweelingen worden meestal apart van
elkaar gezoogd, zo'n twintig meter uit elkaar. Na twee maanden eet een
kalf ook gras en na 6-10 weken is de zoogtijd voorbij. Het kalf blijft 1
jaar bij de moeder en is na veertien maanden geslachtsrijp.
Het ree wordt maximaal twintig jaar oud, maar meestal slechts zeven tot acht jaar. Geiten worden iets ouder dan bokken.
Wissel en ligplek
Sporen
Het ree maakt gebruik van wissels; regelmatig of veelvuldig belopen
paadjes die ook vaak door andere dieren worden gebruikt. Deze wissels
zijn 30 cm of meer breed.
Vraatsporen
Vraatsporen van reeën zijn te vinden op bieten en knollen en herkenbaar
aan afdrukken van de ondersnijtanden (snijtanden zijn 4-5 mm breed).
Het lijkt op tandafdrukken van een mens in bijvoorbeeld een appel.
Wanneer een ree een stengel of twijg afbijt, ontstaat een schuin
snijvlak dat aan de bovenkant gerafeld of vezelig is. Vraat aan jonge
boompjes, zoals sparren, is vaak te zien aan dichte vertakkingen aan de
voet van deze boompjes. Verder kunnen reeën vraatlijnen aan bosranden
veroorzaken, tot op ongeveer 150 cm hoogte.
Veegsporen
In april, tijdens de bronsttijd, kun je veegsporen zien zijn aan
(jonge) bomen. De mannetjes vegen dan de bast van hun nieuwe gewei. Ook
wrijft de reebok in die periode met zijn gewei langs bomen en struiken
om ze van zijn geur te voorzien en zijn gebied af te bakenen. Aan de
basis van het gewei zitten namelijk een aantal zweet- en talgklieren.
Uitwerpselen
De uitwerpselen van een ree zijn 7-10 mm dik en 6-13 mm lang en eikel-
of capsulevorming. Ze zijn donker van kleur en hebben vaak een holle
pool. Vaak liggen ze in kleine hoeveelheden bij elkaar.
Loopsporen
De hoefafdrukken van een ree zijn 3-4 cm breed en ruim 4,5 cm lang,
wanneer de bijhoeven te zien zijn, zijn de prenten tot 7 cm lang. De
afstand tussen verschillende afdrukken kan tot 140 cm bedragen, wanneer
de ree zich in draf voortbeweegt.
Bedreiging en bescherming
Het ree heeft als natuurlijke vijand de Euraziatische lynx, wolf en
beer. Jonge kalfjes vallen wel eens ten prooi aan de vos, wilde
kat en wild zwijn. Vooral in de eerste weken na de geboorte zijn de
kalveren gevoelig. Ook sterven dieren in de winter door infecties aan de
luchtwegen of voedselgebrek. Daarnaast kunnen reeën slachtoffer zijn
van verkeer of verdrinking, vooral in het voorjaar wanneer reebokken
op zoek gaan naar een eigen territorium. Ook worden reeën vaak
verontrust, opgejaagd en zelfs gedood door niet aangelijnde honden. Om
het aantal reeën in Nederland te reguleren wordt deze soort bejaagd.
Verkeersslachtoffers kunnen voorkomen worden door aanpassingen als
wegrasters of wildspiegels langs wegen, wildovergangen zoals
wildviaducten en uitstapplaatsen bij kanaaloevers. Daarnaast is de ree
gebaat bij een beheer dat gericht is op gevarieerde structuurrijke
overgangen tussen bossen en open gebied met weilanden of kruidenzomen.
Deze overgangen zijn belangrijk voor dekking, die reeën gebruiken om te
herkauwen, te rusten en kalveren groot te brengen.
Waarnemen en onderzoek
Vooral in de schemering langs bosranden kan men reeën goed zien.
Veegsporen aan bomen, vaak langs bospaden of bosranden, maar ook
vraatsporen aan gewassen vallen op. Ook keutels en hoefafdrukken kunnen
gevonden worden. Verwarring met andere evenhoevigen is mogelijk. De
prent is echter slanker en kleiner dan van edel- of damhert en puntiger
en minder gespreid dan van de moeflon. Soms in zachte ondergrond of bij
galopsprongen zijn de bijhoeven zichtbaar waardoor de prent op dat van
een wild zwijn lijkt. De bijhoeven van het ree staan echter recht achter
de afdruk van de voorhoeven, bij een wild zwijn staan deze zijwaarts.
Reekalfjes in het voorjaar blijven vaak liggen en vertrouwen volledig
op hun schutkleur. Niet aanraken! Het beestje is niet verloren en de
moeder is altijd dicht in de buurt.
De wildbeheereenheid is de vereniging van lokale jachthouders en jagers die uitvoering geeft aan verantwoord en duurzaam wildbeheer.